zaterdag 7 juli 2018

Niets is moeilijker dan laten gaan. De toekomst, het verleden.

Terwijl ik in mezelf gekeerd het weggetje indraai en langzaam de kerk passeer, doemen auto’s, fietsers en ouders voor me op. Een snelle blik op de klok bevestigt mijn vermoeden: de school gaat zo uit. Het meest onhandige moment om naar het grafje te gaan. Maar het grafje trekt, nu ik zo dichtbij ben, en omkeren is nu onmogelijk, dus parkeer ik mijn auto op de enige beschikbare plek. Met gebogen hoofd duik ik het paadje naar het kerkhof in. De hoge groene heg aan de linkerkant en de muur van het mortuarium aan de rechterkant zorgen voor een serene rust. En met elke trede van het kleine trappetje naar het kerkhof, krijg ik meer zicht op het grafje, de laatste van zeven babygrafjes die de verder nog lege grasstrook aan de linkerkant van het pad vullen. Ik kijk naar het gras, en het kiezelpad, en zie voor me hoe de kring van familie en vrienden daar stond. En dan kijk ik naar het grafje. Daar, onder de plantjes met paarse bloemetjes, de bloemen die het naambordje overwoekeren, de knuffelberen, symbolische cadeautjes en een hartje van schelpjes, onder de zwarte aarde ligt het lichaampje van Tobias. In dat mooi beklede kistje. Ik denk aan de dag dat ik het in de aarde zag zakken. De scheppen grond die er door Luca, Lisa, Harmen, mijzelf en onze dierbaren op werden geschept. Aan hoe ik met mijn blik het kistje probeerde vast te houden, tot er niets meer van te zien was.

Als ik hier ben, voel ik rust. Ik ben in verbinding met mijn gevoel, met Tobias, en ben me buitengewoon bewust van mijn lege buik, de plek waar Tobias al die tijd heeft geleefd. Waar letterlijk een wond achterbleef na zijn overlijden. Maar vandaag is die plek niet leeg. Gisteren werd het bevestigd met een echo: er groeit weer nieuw leven. “Je krijgt een broertje” zeg ik in gedachten tegen Tobias. Het duurt even voor ik er verbaasd achteraan denk “of een zusje natuurlijk”. Ik ben nog maar 8 weken zwanger, maar weet ineens heel zeker: het is een jongen.

Al twee dagen na de positieve test hadden we Luca en Lisa verteld dat er ‘misschien weer een baby in mama’s buik kwam’. “Een échte?! Eéntje die lééft?!” had Lisa verrukt geroepen. “Dat weten we nog niet”, hadden we in alle eerlijkheid geantwoord. Onze vreugde over de positieve test had vrijwel direct plaats gemaakt voor onrust en angst. Waar hadden we ooit de moed vandaan gehaald om dit weer aan te durven…? Wat als…? “Eerst maar eens afwachten of er een hartje klopt ”, zeiden we tegen elkaar, want inmiddels wisten we dat ook dát niet vanzelfsprekend was.   

De eerste echo kregen we met acht weken, en na een paar ijzingwekkende momenten zagen we eindelijk een hartje kloppen. Toch gaf dat niet de rust waarop we gehoopt hadden. Wat moeilijk om een hartje op het echoscherm te zien en verder helemaal niks te weten, geen enkel teken te hebben van hoe het nu verder zal gaan. Natuurlijk konden we een NIPT-test laten doen. Die zou ofwel een syndroom uitsluiten (met 99,9 % zekerheid – 0,9 % meer dan we sowieso hadden), of aantonen dat er 24% kans was op trisomie 18 - andere afwijkingen even buiten beschouwing latend. Een vruchtwaterpunctie (met kans op een miskraam) zou vervolgens een chromosoomafwijking moeten bevestigen of uitsluiten. We waren er snel over uit: dat wilden we niet. Zonder die tests was het al spannend genoeg. Ik zocht tussen de spullen van Tobias naar dat ene kaartje met die mooie spreuk – en hing hem op in onze keuken: “Hoop is een lichtje in je hart, dat vandaag moed geeft en morgen kracht.”

De eerste drie maanden waren vooral een kwestie van overleven. Een weg vinden om mijn werk en studie te blijven doen ondanks de misselijkheid, vermoeidheid en warrigheid, en voor lief nemen dat alles weer even op een laag pitje stond. Deze keer zonder de overtuiging dat het allemaal de moeite waard was. Echter werd steeds duidelijker dat deze zwangerschap anders was dan die van Tobias. Het was veel minder zwaar, minder ingrijpend, en dat gaf steeds een beetje meer vertrouwen in een goede afloop. Na een zeer uitgebreide en geruststellende echo bij 14 weken, die in feite een soort vervroegde 20wekenecho was, groeide dat vertrouwen verder, samen met mijn energie. Maar nu de uitgebreide 20wekenecho nadert – de GUO in het WKZ – neemt de spanning weer toe. Hoe verder in de zwangerschap ik ben, hoe verstikkender de gedachte dat er toch iets mis kan zijn.

Gelukkig geven de kinderen geregeld het vertrouwen dat bij mij soms ontbreekt. "Ik denk wel dat de baby gaat leven, want dat zou zó leuk zijn!" zei Lisa toen we vertelden dat er echt een baby in mama's buik groeide. En een paar dagen later wist ze het zeker: de baby zou blijven leven. "Wat fijn dat je dat denkt" zei ik. "Nee, ik dénk het niet, ik wéét het in mijn hoofd." Luca was wat kritischer en zei: "Dat zei je bij Tobias ook." Maar inmiddels is ook hij ervan overtuigd dat het goed gaat deze keer. Vandaag zei hij: "Ik denk wel dat hij blijft leven, weet je waarom? Anders moeten we nóg een grafje maken. Dat kan toch niet!"

Meer dan ooit leer ik deze zwangerschap met de dag te leven. "Herinner je gisteren, droom van morgen, maar leef vandaag", las ik ergens. En pieker ik teveel, dan luister ik 'Vandaag' van Kinga Bán. Een prachtig lied van een onwijs inspirerende zangeres en moeder, die al jaren terminaal ziek is en daar ongelooflijk knap mee om gaat. Momenteel is haar situatie heel zorgelijk; reden te meer om haar lied (en naam) hier te delen.

Geen opmerkingen:

"We hebben wel verloren, maar we zijn het niet!"

Het was enkele minuten voor 2020 toen Claudia de Breij het glas hief tijdens haar oudejaarsconference. "Proost op de verliezers..."...